annagaatnaararusha.reismee.nl

Kwa heri, Tanzania!

Hallo allemaal,

Aan al het goede komt een eind. Een week geleden om nam ik afscheid van mijn Tanzaniaanse mini-familie, zat ik met een somber gezicht in de auto op weg naar het vliegveld en stapte ik in het vliegveld. Nu schrijf ik deze blog voor het eerst niet vanaf de bank in ons huis in Arusha, tussen de knuffels en met allemaal mensen om mij heen, maar in mijn eentje op een balkonnetje in de Pijp. Dat ik er een week geleden nog was voelt onwerkelijk: Arusha voelt letterlijk en figuurlijk heel ver weg, net als Nederland toen ik net was aangekomen in Arusha.

Blijvend verschil of helpende hand?

Jammer genoeg was er op de school paasvakantie, waardoor de jonge kinderen en alle kinderen en leraren van de dovenschool er niet waren en de oudere kinderen examens hadden. Liever had ik natuurlijk een goede laatste week gehad, waarin ik ook nog veel had kunnen doen en mijn project had kunnen afmaken. Nu had ik het gevoel dat ik de school deels onverrichter zaken achterliet. In de drie maanden die ik er gewerkt heb, is de school me toch meer dierbaar geworden dan ik dacht. Omdat ik de enige vrijwilliger was, voelde het als ‘mijn school’. Wanneer er andere blanken kwamen wilde ik die altijd zo snel mogelijk weer weg hebben, tot grote hilariteit van Bertha.

Donderdag was mijn laatste dag op de school. Na de lunch ging ik naar het lokaal van Form 4 om gedag te zeggen en nog wat chocolaatjes uit te delen. Ik had het niet verwacht, maar toen ik ze veel succes in hun verdere leven wenste, kreeg ik echt wel even een brok in mijn keel. Helemaal toen een van de jongens mij namens de klas 20.000 shilling (ongeveer 8 euro) gaf. Voor ons misschien niet veel, maar voor hen wel, en dat ze überhaupt de moeite hadden genomen om iets aan mij te geven vond ik al vertederend. Daarna nam ik afscheid van Samwel, de Engels leraar met wie ik deze maanden het meest heb samengewerkt. Als cadeau had ik een boekenstandaard gegeven (met dank aan Sabrine), omdat hij zo van literatuur en voorlezen hield. Daarnaast gaf ik hem de map waarin ik al mijn lesplannen, oefeningen en materialen had verzameld. Zo probeer ik toch nog iets van blijvende impact te hebben. Hij was er zo blij mee, hij kreeg zelfs tranen in zijn ogen. Na een uitgebreide fotosessie was het toch echt tijd om te gaan. Voor de laatste keer liep ik door de poort: asante na kwa heri, Meru School!

Als ik terugkijk op het vrijwilligerswerk dat ik heb gedaan, krijg ik een gemixt gevoel. Van de dovenschool weet ik zeker dat ze veel aan mij hebben gehad: er is meerdere malen gezegd dat ze zonder mij het environment project niet zo hadden kunnen doen. Natuurlijk geeft het een fijn gevoel dat ik daar nodig was. Aan de andere kant: ik heb het project dan wel voorbereid en gecoördineerd, maar dat is nu afgerond en klaar. Ik heb daar geen blijvende impact gehad. Dat is jammer, want een blijvend verschil maken zou volgens mij wel het doel van vrijwilligerswerk moeten zijn. Dat was wel mijn doel met Form 4. Ik wilde de leerlingen op deze manier leren hoe ze in het Engels moesten solliciteren, zodat ze kans maken op een betere baan bij een groot, internationaal bedrijf. Gaandeweg ontdekte ik een paar dingen. Ten eerste dat dit lastig zou worden, niet alleen omdat het niveau Engels lager was dan verwacht, maar ook omdat ze niet gewend waren aan de Europese manier van lesgeven en opdrachten, waardoor alles veel meer tijd kostte dan verwacht. Daarbij realiseerde ik mij een paar weken geleden iets. Ik was zo gewend te denken dat Engels de belangrijkste taal is en dat ze die nodig hebben voor hun latere leven, dat ik er geen moment bij stil heb gestaan of dat voor deze leerlingen ook gold. Een rondje “Wat wil je worden” gaf als antwoorden: dokter, verpleegster, voetballer, advocaat, rechter of zakenman/-vrouw. Op de laatste na geen beroepen waar je Engels voor nodig hebt in Tanzania. Ik moet bekennen dat ik door dit besef er bij sommige leerlingen minder op gebrand was dat ze de oefeningen correct deden. Een meisje met het Engels niveau van een eersteklasser dat verpleegster in een ziekenhuis in Arusha wil worden: wat heeft zij er in hemels aan een foutloze Engelse sollicitatiebrief te schrijven? Ik weet dus niet zo goed of ik met hen wel een blijvend verschil heb gemaakt. Natuurlijk hebben ze er wel wat aan gehad dat ik er was, al is het maar omdat hun woordenschat is uitgebreid en ze gewend zijn geraakt aan een andere uitspraak dan de Afrikaanse. Maar hoeveel er uiteindelijk in het Engels gaan solliciteren… Uiteindelijk denk ik dat je als vrijwilliger wel flink wat werk kan verzetten, en dat je nuttig kan zijn voor je project, maar dat je vrijwilligerswerk vooral voor je eigen ervaring moet doen. En zolang je je voor de 100% inzet op je project, hoeft daar niets mis mee te zijn. Ik ben in ieder geval dolblij dat ik voor vrijwilligerswerk heb gekozen bij deze school.

Dit was de laatste keer…

Eigenlijk stond mijn hele laatste week in het teken van laatste keren en afscheid nemen. Dat gevoel had ik ook heel sterk, dus ik probeerde extra van alles te genieten. Donderdag mijn laatste keer ViaVia: iedereen ging mee, we bleven tot half 5 en het was misschien wel de beste avond in Arusha. Als after-brunch voor de laatste keer naar Africafé (sap, omelet, friet en ijs) en daarna nog één keer voor souvenirtjes naar de Masaï markt, waar ze me inmiddels herkenden. Vanaf daar mijn laatste piki piki, van de Masaï markt snel (niks pole pole!) naar huis om de regen te vermijden. Zaterdag de hele dag bij het zwembad om nog zo bruin mogelijk te worden. Afscheid genomen van Bertha, die echt een vriendin was geworden, en toen op zijn Tanzaniaans naar huis: een volgepropte daladala waarin ik met een glimlach over iedereen heen gebogen stond. ’s Avonds met alle meiden mijn laatste mojito bij Zest drinken en toen mijn laatste avond in stijl bij Le Patio afgesloten.

En toen was het zondag… Omdat ik een stoel mee wilde nemen als tweede ruimbagage ja, een stoel – moest ik alles in een backpack en handbagagekoffer proppen. Dus werd de helft van de kleding een cadeautje voor Olivia of Maaike – na drie maanden dezelfde vier broeken, bloesjes en shirts ben je dolblij met iets anders – en alle toiletartikelen en medicijnen die ik nog over had liet ik ook achter. Om zes uur was het dan zover. Mijn koffers waren gepakt, en we zaten met zijn allen in de tuin om de laatste warme zonnestralen op te vangen. Het afscheid was heel gek: dit was echt mijn thuis geworden, en hoewel het een willekeurige groep mensen bij elkaar was, waren we heel hecht. Vooral afscheid nemen van Olivia en Maaike was moeilijk en emotioneel, omdat we bijna vanaf het begin samen waren en heel veel samen hebben meegemaakt. Toen we wegreden moest ik toch wat tranen wegvegen: met name het besef dat ik deze plek waarschijnlijk nooit meer terug zou zien, in ieder geval niet op deze manier, kwam hard aan.

Typisch Tanzaniaans afscheid

Op het vliegveld ging alles nog voor de laatste keer op zijn Tanzaniaans. Natuurlijk wist ik van tevoren dat het een risico was om een stoel mee te nemen. Toen ik ermee binnenkwam werd er al vreemd gekeken, en toen ik hem door het scanpoortje had geduwd werd ik tegengehouden en moest ik ‘wachten’. Na twintig minuten bleek dat er iemand met de piki piki ergens vandaan moest komen om te controleren of de huid op de stoel wel echt van koe was. Ondertussen tikte de klok door, en had ik nog maar een uur voordat mijn vlucht vertrok. Met een hoop tafadhali en gebluf mocht ik de stoel uiteindelijk inchecken. Opgelucht liep ik door naar de douane, waar ik vervolgens weer werd tegengehouden omdat ik een bepaald formulier niet had. Toen ik met het ingevulde formulier terugkwam bij de douanier, vroeg hij wanneer ik terug naar Tanzania kwam. Ik moest hem namelijk komen opzoeken, want hij hield van mij, nakupenda, hij wilde graag met mij trouwen en een kind van mij (maar slechts één hoor). Uiteindelijk mocht ik gaan, met de belofte in augustus weer terug te komen. Kortom: een waardig afscheid van Tanzania.

“Thuis” in Nederland?

Na een fijne nachtvlucht kwam ik maandagochtend aan in Nederland. Vanuit het raampje zag ik strak aangelegde bossen en akkers, rechte wegen vol met auto’s en heel veel bebouwing. Spontaan kreeg ik heimwee naar het ongerepte, ongeordende en weidse Tanzania. Dat gevoel heb ik eigenlijk na een week nog steeds. Natuurlijk was het leuk om familie en vrienden weer te zien, en natuurlijk zitten er leuke kanten aan terug zijn in Nederland: donkerbruine bollen met ham, crackers met kaas en beschuitjes met hagelslag, zelf koken, water uit de kraan drinken, uitgaan met een vriendin en op het fietsje door het Vondelpark terug. Maar ik weet voor het eerst precies wat er met ‘ontheemd’ wordt bedoeld. Wanneer ik rond liep in de stad toen ik net terug was, voelde het alsof alles in een versnelling hoger om mij heen gebeurde, maar ik er geen deel van uitmaakte. De eerste dagen zei ik consequent ‘thuis’ of ‘hier’ en ‘wij’ als ik het over Arusha en de mensen daar had. Natuurlijk went het wel, en voel ik me al weer een beetje thuis in Nederland. Maar als iemand me nu een vliegticket zou aanbieden om terug te gaan, zou ik dat zonder na te denken aannemen.

Het lijkt me duidelijk: ik heb een fantastische tijd gehad in Tanzania. Om in heerlijke clichés te vervallen: ik heb ontzettend veel geleerd, over Tanzania en over mezelf, en ik ben gegroeid als mens. Het feit dat ik me nu ontheemd voel in Nederland, geeft aan hoe zelfstandig ik ben geworden en dat ik dus prima in het buitenland kan aarden.

Dit was mijn laatste blog. Ik heb ervan genoten om mijn ervaringen met jullie te delen, en ik vond het heel erg leuk om jullie reacties te lezen en te merken dat mijn verhalen gevolgd en gewaardeerd werden.

Asante!

Anna

Het einde nadert...

Habari marafiki na familia!

Wat een hectische week was afgelopen week! Dat is ook wel te merken aan het feit dat ik twee dagen later ben met mijn blog dan normaal, pole! Sowieso ben ik nu in de fase dat ik veel dingen nog "gedaan wil hebben", dus het was deze weken vaak een aaneenschakeling van etentjes, uitjes en uitgaan. Maar afgelopen week gingen we ook eindelijk van start met het Environment project op de dovenschool. Leuk natuurlijk om dat in de praktijk te zien, maar dat betekende ook elke dag om 06:00 opstaan en zeven à acht uur op de school doorbrengen... Al met al dus een on-Tanzaniaans drukke week. Maar uiteraard ook weer intens genieten!

Aanpoten op zijn Nederlands

Deze week stond dus in het teken van het Environment project. Twee maanden geleden ben ik als een van de drie coördinatoren aangewezen, en aangezien ik de persoon was met de meeste tijd, was ik er de afgelopen weken het meest actief mee bezig. Alle klassen kregen een onderwerp toegewezen, zoals ‘litter’ of ‘soil erosion’. Op basis van die onderwerpen heb ik uren op internet gespeurd naar passende activiteiten voor elke klas, heb ik een rooster gemaakt, een lijst voor materialen samengesteld en vervolgens die materialen gekocht/verzameld. Volgens mij werden ze op een gegeven helemaal gek van mij met mijn Hollandse lijstjes!

Deze week was ik verantwoordelijk voor het klaarzetten van alle materialen en het monitoren van alle activiteiten. Er waren twee tot drie momenten per dag: ’s ochtends voor school van 07:30 tot 08:00, dan voor de jongste kinderen ’s middags van 11:00 tot 11:30, en dan ’s middags van 14:00 tot 14:30. Maar ja, de tijdsplanning ging natuurlijk weer op zijn Tanzaniaans... Ik ben elke dag (behalve woensdag) om 06:00 opgestaan – in het donker dus – om op tijd op school te zijn, maar ik geloof dat de eerste activiteit niet één keer om 07:30 is begonnen. Behalve dat was het heel erg leuk om iets waar ik al zo lang aan had gewerkt, nu werkelijkheid te zien worden. Sommige activiteiten gingen precies zoals gepland, zoals de kleurplaten en collages van bananenbomen. Andere dingen gingen iets anders dan verwacht, zoals de autootjes die niet reden of leerlingen die valsspeelden. Maar daar leerde ik een hoop van, bijvoorbeeld dat je áltijd de activiteit eerst zelf moet uitproberen, voor je voor een groep van twintig kinderen staat te stuntelen. Wat me ook opviel, is dat mensen hier heel anders met verantwoordelijkheid omgaan dan in Nederland. Bij ons is het zo: degene die het project bedenkt, heeft de touwtjes in handen. Natuurlijk kun je een deel van de verantwoordelijkheid overnemen, maar je moet normaal de meeste beslissingen wel overleggen. Hier gaat dat heel anders. Als je aangeeft dat je wil helpen, geven ze je maar wat graag alle verantwoordelijkheid, en dan mag je helemaal je eigen plan trekken. Aan de ene kant vond ik het natuurlijk wel leuk, dat ik alle beslissingen mocht nemen (ik word niet voor niets in huis de 'directrice' genoemd), maar het betekende ook dat behalve ik niemand het overzicht had. Toen ik er twee keer niet was vanwege andere verplichtingen, was er dus ook niets gedaan...

Gelukkig kwam uiteindelijk alles min of meer op zijn pootjes terecht. Vrijdag was de laatste dag (toen waren we allemaal ook echt wel uitgeput), dus toen hebben we alle activiteiten in een video laten zien en alle creaties tentoongesteld. Bij het zien van wat de kinderen hadden gemaakt, en hoeveel ze er van hadden geleerd, kon ik een trotse glimlach niet onderdrukken. Dit was ook de laatste week dat ik op de dovenschool werkte, want deze week hebben ze vakantie in verband met Pasen. Mijn eerste afscheid dus, een heel gek gevoel. In deze laatste week heb ik een beetje een band met de dove kinderen opgebouwd. Soms moest ik het zelf met handen en voeten redden, bijvoorbeeld om de activiteit uit te leggen, en het was zo leuk als ze het dan begrepen of zelfs tegen mij gingen praten in gebarentaal. Natuurlijk babbelen ze niet zoals horende kinderen, iets wat bijvoorbeeld tijdens het kleuren in eerste instantie heel gek voelt. Maar dat maakt een lach of gebaar zoveel waardevoller. Bij het afscheid nemen gaf ik aan elk kind een klein cadeautje – stickers, een vliegtuigje, een tasje of een puzzeltje. Die blije koppies zal ik niet snel vergeten!

Bij de locals eten: je moet er wat voor over hebben

Maandag had Bertha een leuke verrassing voor me: ze nodigde me uit om dinsdag bij haar thuis te komen eten! Hoewel dat hier best gebruikelijk is, voelde het toch als een eer. In mijn mooiste (en meest betamelijke) kleding, ging ik dinsdagavond van huis weg. Iets te laat eigenlijk, want ja, Tanzaniaanse tijd... Niet dat dat voor hen wat uitmaakt, maar toen ik uit de twee daladala stapte, was het al flink aan het schemeren. Daar stond ik dan, als mzungu in mijn eentje, te wachten op een plek die ik niet kende. Natuurlijk had ik me heel onveilig kunnen – of moeten – voelen, want ons is wel 100 keer verteld: niet in je eentje in het donker op straat. Ik geloof erin dat als je jezelf toestaat je bang te voelen, anderen dat aan je kunnen zien. Dus stond ik met opgeheven hoofd, en een blik van ‘Ik hoor hier thuis’, te wachten op de piki piki. Zelfs toen een man een soort onverstaanbare mix van Engels, Frans en Swahili tegen me begon te praten, voelde ik me helemaal niet zo onveilig. Ik ben hier al zo lang, ik ken de plek en ik weet hoe ik met de mensen om moet gaan. I got this! Na een minuut of tien kwam Bertha’s buurman me ophalen. Een piki piki, in het donker, op een onverharde, off-road weg een heuvel op... niet de meest veilige combinatie (sorry pap en mam), maar stiekem wel kicken.

Alles ging helemaal goed, op het twee keer afslaan van de motor na dan, en tien minuten later stond ik dan eindelijk voor Bertha’s huis. Dat was wel even een verrassing: best klein, met één peertje aan het plafond en heel kaal ingericht. Niet wat ik had verwacht, om de stomme reden dat ik er vanuit ging dat iedereen die goed Engels sprak, naar een private school was geweest en dus uit een familie met veel geld kwam. Bertha vertelde dat haar ouders haar altijd heel erg hadden gestimuleerd Engels te leren en dat ze dus buiten school om veel gestudeerd had. Het was zo leuk om zo met haar te kletsen over van alles. Eerst was alleen haar moeder thuis, en heel mooie en lieve vrouw met een stralende lach. Ze kon niet veel Engels, maar ze begreep wel wat ik vroeg en was ook oprecht in mij geïnteresseerd. Later kwamen ook Bertha’s jongere broer en haar vader thuis voor het eten. Het fijne was dat de hele familie mij gewoon als een normaal persoon, weliswaar een gast, behandelde, en niet als mzungu. Rond half 9 kwam ongeveer het eten. Vroeg voor hen, want het is hier heel normaal om ’s avonds pas om half 10 aan tafel te gaan. Toen ik het eten zag, moest ik wel even slikken... Er was ugali, de grote hompen wit deeg/rijstmix die nergens naar smaken. Daarbij waren er verschillende prutjes: vis, met kop en staart en al, in een saus, kleine visjes in saus, een mengsel van ladyfingers, pindakaas en ei (met de textuur van snot) en een onbestemd donkergroen prutje. Gelukkig was er ook rijst, avocado en zelfgemaakte guacamole. Natuurlijk kon ik niet onbeleefd zijn, dus nam ik van alles wat. Ongeveer een derde van wat zij namen, want het is ongelooflijk hoeveel ze wel niet eten (het verklaart wel het typische Afrikaanse figuur). Uiteindelijk viel het me allemaal mee, en wonder boven wonder vond ik de vis van de graat zelfs lekker! Toen ik mijn bord bijna leeg had en echt niet meer kon, keken ze me verwachtingsvol aan: wanneer zou ik beginnen aan de tweede ronde? Beleefd, maar vastberaden, heb ik dat afgeslagen. Als toetje had ik voor iedereen een stroopwafel meegenomen, die vonden ze heerlijk. Rond een uur of 10 werd ik in een taxi gezet en door de hele familie uitgezwaaid. Het was een van de leukste etentjes tot nu toe, omdat ik echt een kijkje in het lokale leven kreeg. De reis dubbel en dwars waard dus.

Toch nog een beetje toerist

Zoals ik al vaker geschreven heb, voel ik me in Arusha inmiddels bijna een local. Ik neem het lokale vervoer, ik eet het lokale eten en ik kan me prima redden tussen de Tanzanianen, met of zonder een klein beetje Swahili. Ik loop dan ook nooit met een camera door de stad, en lach altijd een beetje schamper om de toeristen, met te korte broek, te witte benen, rugzak op de buik en camera voor hun gezicht. Maar ja, beetje jammer als ik na drie maanden terugkom zonder foto’s van het leven op straat hier… Dus toen Nicole, Maaike en ik zaterdag naar Moshi gingen, ging ik compleet de toerist uithangen. Moshi ligt aan de voet van de Kilimanjaro, iets minder dan twee uur rijden van Arusha. Het is een stuk kleiner dan Arusha en ook minder druk en, hoewel er wel veel toeristen zijn vanwege de Kilimanjaro, ook iets minder gebrand op toeristen geld aftroggelen. Dat maakt het een relaxed stadje om doorheen te lopen, ondanks dat er eigenlijk niets te doen is. Maar des te meer mogelijkheid voor mij om mooie plaatjes te schieten! Uiteindelijk wel weer een leuk dagje, zo’n “dit moet je gezien hebben” (al zagen we helaas bar weinig van de Kilimanjaro). En dat van die foto’s is ook gelukt.

Woensdag was ook mijn laatste yogales, al ben ik zeker van plan daarmee door te gaan in Nederland. Als afsluiter gingen we vrijdag naar de dansvoorstelling van Ibuka. We zaten tussen bijna alleen maar blanken, dus toen voelde ik me ook echt een toerist. Ibuka is echt een heel goede organisatie: onder het motto “Rise through dance” wordt het geld wat ze verdienen aan lessen en voorstellingen, als beurs gebruikt voor de dansers, vaak straatkinderen of kinderen uit kansarme gezinnen. Met een deel van die dansers heb ik de afgelopen maanden ook yoga gedaan, en het is mooi om te zien hoe dankbaar en serieus ze zijn. Dat was ook te zien aan de optredens, want man, wat waren ze goed! De controle die die mensen over hun lichaam hebben, dan kan je niet anders dan jaloers worden. Zelfs de dertig minuten durende moderne dans bleef boeien, voor mij heel bijzonder. Weer een ervaring die ik niet had willen missen.

Al met al was afgelopen week dus een heftige week. Deze week is het zo ver: mijn laatste week Tanzania. Tot nu toe voelt dat heel gek; bij alles denk ik: is dit de laatste keer? Ik heb nog steeds het gevoel dat zoveel wil doen, dus thuis voel ik me heel rusteloos (arme huisgenootjes). Ik probeer er maar zo min mogelijk aan te denken dat ik bijna wegga, want ik word er oprecht verdrietig van. Dus, voor de laatste keer: nog een week volop genieten!

Kwa heri!

Anna

Local food

Zoals ik al eerder heb geschreven, bestaat het lokale voedsel vooral uit staple food (rijst, ugali, aardappelen of banaan), bonen en een klein beetje vlees en groente. Soms is het een heerlijke combinatie, soms een onbestemd prutje met een onbestemde smaak. Hier wat traditionele gerechten die ik de afgelopen maanden voorgeschoteld heb gekregen:

Wali – Witte rijst

Ugali – Een homp wit maïsdeeg, waar je balletjes van rolt die je vervolgens in de saus doopt. Niet mijn favoriet, al is het met lekkere saus best te doen

Chapati – Gebakken platte pannenkoekjes, wel een van mijn favorieten!

Ndizi – Bananen. De groene worden gebruikt om mee te koken, en ze doen er alles mee. Vooral de bananensoep hier doet het altijd goed.

Pilau – Gekruide rijst met groenten en vlees erdoorheen, vergelijkbaar met nasi goreng. Typisch eten voor zon- en feestdagen, en standaard bij elke speciale gelegenheid.

Samosa – De lekkerste Tanzaniaanse snack, pasteitjes gevuld met vlees of groente

Chipsi mayai – Onze all-time Tanzaniaanse favoriet! Dik gesneden frieten worden in een pan met kokende olie gegooid, en daar overheen worden een paar eieren losgeklopt. Zo eenvoudig, maar zo lekker! Helemaal met de tomatensaus die hier altijd aanwezig is. En het ultieme voedsel voor en na een avondje uit. Kraampje openen in A’dam, succes gegarandeerd.

Oost, West... Tanzania best?

Habari wasomaaji wangu!Hallotrouwe lezers!

En alweer een week voorbij… Ik merk dat ik nu ben begonnen met afronden. Laatste keer op die ene plek wat drinken, laatste keer daar uit… Maar ook een paar eerste keren: zo zijn we voor het eerst naar een openlucht filmvoorstelling gegaan en bleef ik voor het eerst bij iemand anders logeren. Ik wil er álles uit halen wat erin zit, zodat ik nergens spijt van kan hebben als ik weer in Nederland ben. Tja… je kunt het meisje wel uit Nederland halen, maar Nederland niet uit het meisje.

Iedereen op z’n plekje

Zoals ik vorige week al beschreef, was ik maandag dus bij het weeshuis van Maaike op bezoek. Onze projecten verschillen natuurlijk enorm, en het was leuk om te merken hoe goed zij bij haar project past, en ik weer bij het mijne. Je ziet weer een andere kant van vrijwilligerswerk en op hoeveel verschillende manieren je een verschil kan maken.

Dinsdag ging ik daarom mee met Olivia, om haar project te bekijken en bij haar in huis te slapen. Olivia werkte eerst samen met Tineke op de Mianzini school, een enorm arm schooltje zonder middelen. Daar dichtbij woonde ze in een gastgezin, een wat ouder stel dat een dagopvang beheerde en meerdere (pleeg)kinderen in huis had. Van tevoren had ze al geregeld dat ze na zes weken naar een ander project zou gaan, het Living Water weeshuis en school, en dan zou ze ook in het bijbehorende vrijwilligershuis gaan. Ik had dat zelf ook overwogen, vooral omdat je dan verwacht met veel vrijwilligers te zitten, waardoor je vrienden uit allerlei landen krijgt. Helaas voor Olivia bleek dat niet zo te zijn: de enige andere twee gasten waren twee Duitse meisjes die op dat moment op safari waren en naar Zanzibar zouden gaan. Behoorlijk balen natuurlijk, helemaal als je net van een gastgezin vandaan komt waar altijd wat te doen is. Mede daarom leek het mij gezellig om een nachtje bij haar te slapen. Dinsdagmiddag gingen we eerst naar het huis – dat is een half uurtje lopen van mijn huis – om onze spullen te droppen. Het was echt niet wat ik had verwacht: enorm groot, heel netjes onderhouden, tuin met bloemen, meerdere auto’s voor de deur… Best gek, als je bedenkt dat dit huis rechtsreeks aan een weeshuis verbonden is. En best schrijnend, als er drie van dit soort huizen – allemaal binnen de familie – naast een hutje van modder en poep staan.

Samen met wat kinderen liepen we naar het weeshuis, tien minuten de heuvel op. Bij het weeshuis kwamen er meteen ruim tien kinderen op ons af, en werden we overspoeld met vragen. Je kon aan deze kinderen wel goed merken dat ze vrijwilligers gewend waren. Zo was een van de eerste vragen die ik kreeg: “Hoe lang blijf je?” Zo erg zijn die kinderen eraan gewend dat je weer weggaat. Andere kinderen waren ondeugend, bijna brutaal, iets wat normaal ook nooit voorkomt. Als je vroeg hoe ze heetten, zeiden ze bijvoorbeeld telkens een andere naam. Een van de meisjes bombardeerde Olivia toen ze binnenkwam met namen van andere vrijwilligers, iedereen die er het afgelopen jaar was geweest. Hetzelfde meisje weigerde ook haar echte naam te zeggen, met een ondeugende blik zei ze telkens dat ze of Anna, of Olivia heette. Maar je kan het ze ook niet kwalijk nemen dat ze een soort muur hebben opgebouwd tegen vrijwilligers, omdat ze weten dat ze toch elke keer weer worden verlaten. Desondanks waren ze wel heel lief. Handjes vasthouden, een rondleiding geven, knuffelen of met je haar spelen. Ik merkte hoe leuk ik het vond om weer met kleine kinderen te zijn, lekker met ze te spelen en te lachen. Mijn beeld van weeshuizen is ook echt wel bijgesteld, het is echt niet alleen maar weeskinderen knuffelen en ermee op de foto gaan. Zo geeft Olivia vier uur per dag bijles aan Neema, een meisje van 13 dat al twee keer getrouwd is en uiteindelijk gevlucht is. Op die manier maakt ook zij een enorm verschil.

Het nachtleven van Arusha

De laatste weken hier betekent ook: extra veel genieten van het uitgaansleven. Ironisch genoeg woon ik in Amsterdam, volgens sommigen een van de beste plekken om uit te gaan (in ieder geval binnen Nederland), maar ga ik hier veel meer uit. Ten eerste is het gezellig omdat we altijd met een grote groep uitgaan, soms wel met z’n tienen, en tijdens het uitgaan kom je ook altijd mensen tegen. Daarbij zijn de ‘clubs’ leuk: meestal half binnen, half buiten, met een kampvuurtje of live muziek erbij. Sowieso hou ik echt van de Afrikaanse muziek: ik zeg vaak dat ik eenmaal thuis echt niet meer op techno of house kan dansen. En het is hier natuurlijk ook een stuk goed goedkoper om uit te gaan: voor een goed avondje uit, inclusief wat drinken van tevoren, ben ik niet meer dan 40000 shilling kwijt (iets meer dan 15 euro).

Daar zit dan ook nog de taxi bij, want je kunt als mzungu na het donker echt niet meer over straat. Dat is meteen wel een van de grote verschillen. Waar ik in Amsterdam zonder problemen om drie uur ’s nachts door de stad fiets, moet je hier na 7 uur altijd een taxi pakken. Laatst wilden we gaan lopen, want van de bar naar de club was maar twee minuten lopen, maar toen werden we zelfs door een bevriende taxichauffeur opgepikt, omdat dat blijkbaar dus echt niet kon. Je hebt hier ook echt wel een vaste taxichauffeur nodig, want de taxi’s die buiten de clubs staan zijn soms niet te vertrouwen, en daarbij krijg je het mzungu nachttarief, dat ongeveer drie keer zo hoog is als de werkelijke prijs. Gelukkig kan onze vaste taxichauffeur Gilbert eigenlijk altijd wel. Waar we ook geluk mee hebben, is dat Mama heel relaxed is als het om uitgaan gaat. Iedereen mag hier blijven slapen - daar maken de andere vrijwilligers dankbaar gebruik van - en we krijgen altijd de sleutel mee, want ‘s nachts gaat het hek om het huis heen op slot. We zeggen wel eens tegen elkaar dat als er brand uitbreekt, we er sowieso geweest zijn, want voor je het hangslot open hebt, de schuiven opzij hebt geschoven en de poort open hebt… Bijkomend probleem is dat het hek ontzettend veel geluid maakt, dus de rest van het huis is meestal niet zo blij als wij uitgaan. Maar ik vind het meestal de leukste momenten van de week, en het is ook wat ik een van de dingen die ik het meest ga missen.

Feels like home

Missen ga ik het zeker… Afgelopen week had ik weer heel sterk het gevoel dat ik hier langer wilde blijven. Ik voel me hier zo helemaal thuis, zo op mijn plek. Ik weet precies waar ik naartoe moet in de stad, hoe ik ergens het beste kom, en hoe ik iets moet zeggen om het gedaan te krijgen. Een voorbeeld is dat ik afgelopen week weer naar de Vodacom winkel moest, omdat er iets niet klopte met het internet van mijn telefoon. Typisch Tanzaniaans was ik er de dag ervoor ook al geweest, maar toen vroegen ze of ik de volgende dag terug kon komen. In Nederland kunnen we ons dat echt niet voorstellen, hier ga je er gewoon in mee. Dus ik ging weer terug. Ik kon rustig mijn telefoon achterlaten, de weg oversteken – dat is hier: tot het midden lopen zodra de weg vrij is en je hand opsteken als je verder wil - aan de overkant geld pinnen, in het Swahili een avocado kopen en weer terug, om daar vriendelijk te lachen en de jongen quasi-bestraffend toe te spreken dat ik toch echt niet extra ga betalen. Het was iets heel kleins, maar het gaf zo’n vertrouwd en zelfstandig gevoel.

Nog zo’n ding wat je hier leert: afdingen. Op straat, op de markt, met piki piki’s en in taxi’s: overal krijg je eerst de mzungu prijs, die minstens twee keer zo hoog is. In het begin voelt afdingen ongemakkelijk, omdat je zelf niet kan inschatten wat de goede prijs is en niks voor ons echt duur is. Maar dat leer je snel! Afgelopen zaterdag gingen Olivia en ik naar de Masai markt zodat ik souvenirs kon kopen, en we maakten er een sport van om zo veel en zo creatief mogelijk af te dingen. Dat gaat ongeveer zo. Ik zie iets wat ik wel graag wil hebben. Natuurlijk ben ik dan niet te enthousiast, dat is de eerste fout die je maakt. Meestal trekt Olivia nog een afkeurende blik, of schudt ze met haar hoofd. Dan kijken we of er nog andere dingen zijn die we wel willen, want dan kun je een mooi prijsje maken. Vervolgens spreken we samen onze maximale prijs af, en dan kan het feest beginnen.

A: Dus, Mama (ik koop eigenlijk altijd bij vrouwen), we hebben dit allemaal… Geef ons een goede prijs.

Dan kijkt ze even vertwijfeld en vervolgens geeft ze een prijs die minimaal 1,5 keer is wat ik er maximaal voor wil betalen.

A&O: Hapana Mama, dat is veel te veel! Geef ons niet de mzungu prijs! Geef ons de goede prijs. Kom op, punduza bei, verlaag je prijs.

De vrouwen moeten natuurlijk lachen zodra we er Swahili woorden in gooien, maar echt zakken doen ze dan nog niet. Na een beetje heen en weer gepraat is de prijs meestal wel iets lager, maar nog lang niet wat hij moet zijn. Dan speelt Olivia haar troefkaart:

O: Mijn vriendje is een local, en die zegt dat we hier echt maximaal *prijs die eigenlijk te laag is* voor moeten betalen. Dat betalen de locals ook!

Opnieuw gelach, veel ‘come on’, punduza bei, rafiki (vriend) en sawa (oké). Als de prijs dan nog te hoog is, speel ik mijn laatste kaart: weglopen. Ik zeg dat iets mijn absoluut laatste prijs is, en als ze die niet accepteren, dan zeg ik sorry en loop ik weg. Negen van de tien keer komen ze dan toch achter je aan; iets is immers nog altijd beter dan niets. Als ze niet achter je aan komen, betekent dat ook dat je echt te weinig wilde betalen. Ik geniet van dit spelletje en ik ben daarom ook vaak diegene die met de taxichauffeur onderhandelt over de prijs. Ook dit zouden we wel meer mogen introduceren in Nederland!

Wat ik hier nog het meest ga missen, zijn de mensen om me heen. Er is altijd iemand om mee te kletsen, te eten of de dag mee door te spreken. Deze mensen zijn in korte tijd echt een soort familie geworden, en hen achterlaten voelt vreemd. Helemaal omdat ik me niets meer bij mijn leven in Nederland kan voorstellen. Ik weet niet eens meer waar ik nou elke dag zo druk mee was, alleen dat het zo was. Ik verwacht zeker een cultuurshock als ik weer terug kom, en ik ben heel benieuwd hoe lang die aanhoudt.

Maar opnieuw: zover is het nog niet. Deze week zijn we op de dovenschool eindelijk begonnen met het Environment project. Dat is heel leuk, omdat ik nu iets waar ik al een hele tijd aan werk werkelijkheid zie worden. Sommige dingen gaan beter dan verwacht, andere dingen minder goed. Kortom, ik leer weer een hoop. Zo ook hoe ik om moet gaan met elke ochtend om zes uur opstaan… Woensdag gaan we bij de Ethiopiër eten en daarna uit, en zaterdag hopelijk eindelijk naar Moshi (zondag was het zwembad te verleidelijk).

Kwa heri!

Anna

Oh ja, ik ben in Tanzania

Habari watu kutoka Uholanzi! Hallo mensen uit Nederland!

Sorry dat de blog wat later is dan normaal; Afrikaanse tijd moeten jullie maar denken. Ik kan niet vaak genoeg benadrukken hoe snel het gaat: van een maand, naar nog maar vier weken, naar nog maar drie… Afgelopen week had ik zoveel afspraken, dat een dag soms voorbij was voordat ik het wist. Toch was het misschien wel een van de moeilijkste weken. Moeilijk, omdat ik voor het eerst echt wat miste: de skivakantie, die ik in dertien jaar nog nooit had overgeslagen. Een week waarin ik altijd compleet kan ontspannen en kan genieten. Natuurlijk geniet ik hier ook, maar het gevoel van knisperende sneeuw, frisse berglucht en een snowboard onder mijn voeten… Gelukkig ontving ik veel foto’s en kon ik even Skypen met de vakantiegangers.

Soms vergeet ik even dat ik in Tanzania ben. In de eerste plaats omdat ik vaak ben omringd door Nederlanders en bijna meer Nederlands dan Engels spreek. Daarbij hebben we thuis bijna altijd elektriciteit, en dus WiFi en warm water, dat voelt ook niet erg Afrikaans. En ik had nooit verwacht dat ik hier naar de sportschool zou gaan, of zo vaak zou lunchen en uit zou gaan. Maar deze week stond ook weer bol van de dingen die me eraan herinnerden: ik ben in Tanzania.

Macht en autoriteit

Deze week waren alle presidenten van de Oost-Afrikaanse landen in Arusha voor een top waarin ze een nieuwe president voor de 'East African Community' kozen. Dit zorgde natuurlijk voor de nodige commotie en uiterlijk vertoon. Zo stond Olivia in de file dankzij de president (flash back naar mijn safari…). Toen ik woensdag naar de weg liep, stond er een politieman met zijn armen wijd voor en was de weg helemaal leeg. Afgezet voor een of andere president. Ik moest naar mijn yoga, maar alle piki piki’s werden van de weg gehaald. Een kwartier later sjeeste er opeens een enorme stoet wagens voorbij: de politie in jeeps en op motors, met loeiende sirenes en zwaailichten, jeeps, trucks en tanks van het leger, en natuurlijk een paar luxe Mercedes. Toch wel een gek gezicht, in een land waar mensen nog met een handkar lopen.

Eerder deze week had ik ook al zoiets raars gezien. Toen ik maandag naar de sportschool ging, zag ik dat de weg naar de sportschool was afgezet met gele linten waar “do not cross” op stond. Iedereen had daar natuurlijk lak aan, en de soldaat die erbij stond leek het ook weinig te kunnen schelen. Maar toen ik aan het eind van de weg kwam, zag ik opeens drie mannen gehurkt in een rijtje kikkersprongen maken, met twee soldaten ernaast, en drie piki piki’s in de berm. Ik had al eerder gehoord dat soldaten hier veel macht hebben: ze mogen naar eigen inzicht mensen oppakken en straffen, en over het algemeen zijn mensen ook veel banger voor soldaten dan voor politieagenten. Dit was weer zo’n voorbeeld van iets wat we ons in Nederland echt niet kunnen voorstellen.

“Romantiek”

Het is onvermijdelijk wanneer je als mzungu in Tanzania bent: vroeg of laat krijg je met een aanbidder te maken. Natuurlijk weet je als blanke dat het ze alleen om geld en status gaat, al zijn Tanzanianen er heel goed in zichzelf (en jou) ervan te overtuigen dat ze stapelverliefd zijn. Er is zelfs een speciaal woord voor lokale mannen (en in mindere mate vrouwen) die blanken proberen te versieren: mzungu hunting of fly catching. Bepaalde uitgaansplekken staan er ook om bekend dat het hunting ground is. Natuurlijk zijn er vrouwen die hiervoor vallen, al weten de meesten echt wel dat ze de zoveelste zijn en dat het geen ware liefde is. De succesverhalen zijn helaas beperkt. Zo hebben we hier al een vrouw gehad die twee jaar lang af en aan een relatie met een Masai had en zelfs een huis voor hen samen in zijn dorp aan het bouwen was. De laatste keer dat ze hier was wilde ze eigenlijk met hem breken, maar na een roadtrip waren ze opeens traditioneel getrouwd, inclusief bloed drinken en melk spugen. Of een wat oudere vrouw die hier een tijd geleden verbleef, en er een Tanzaniaanse toyboy van de helft van haar leeftijd op nahield. Nu moet wel gezegd worden dat deze man écht verliefd leek, hij vroeg haar zelfs zijn tweede vrouw te worden en hier te komen wonen. Vleiend natuurlijk, en wij stimuleerden haar ook allemaal om er volop van te genieten. Hoe vaak ga je dat nou nog meemaken?

Deze week was het vooral Maarten die de aandacht kreeg. Mama’s dochter Jackie keek al weken uit naar de komst van twee blanke, lange jongens. Håkon was al bezet, maar Maarten kon er niet aan ontkomen. Op slinkse manier wist ze zijn nummer te bemachtigen, en toen begon het circus. Elke dag werden wij vermaakt met de aandoenlijke, maar vooral ongemakkelijke, berichtjes die hij kreeg. Normaal is straal negeren de oplossing, maar Jackie was vastbesloten. Ze had zelfs haar drie vriendjes gedivorced. Maarten zag geen andere uitweg dan aan het fotoshoppen te slaan om haar ervan te overtuigen dat hij weer terug bij zijn ex was. Op een avond kwam het hoge woord er dan eindelijk – via WhatsApp - uit: ze vond hem echt heel erg leuk. Hoezo pijnlijk… Maarten antwoordde beleefd dat hij terug was bij zijn ex, dat het echte liefde was en dat Jackie (dit was de dolksteek) als een zus voor hem was. Tot onze verbazing nam ze het best sportief op, en daarna was het, op wat ongemakkelijke stiltes en gekke blikken na, wel gedaan. Heel jammer voor ons natuurlijk, daar ging onze avondentertainment!

Bij de locals thuis

Vrijdagavond zouden Olivia en ik als afscheid bij Sia thuis eten, en daarna zouden we naar een lokale club gaan. Ze stond erop dat we onze vriendinnen zouden meenemen, dus met z’n vieren (inclusief Janne en Maaike) gingen we met de dahladahla richting haar huis. Het lag een stukje van de hoofdweg af en zag er van de buitenkant wel oké uit. Van de binnenkant was het, er is geen ander woord voor: afzichtelijk. Het was al ontzettend klein, niet meer dan 18 vierkante meter. De kleine woonkamer was volgepropt met twee banken, een kast, tv, salontafel en gewoon troep. De muren waren beladen met posters van dieren en heiligen, en rare kleedjes die op kleurrijke badmatten leken. Daaraan lag de net zo kleine slaapkamer/keuken combinatie. Het bed deed ook dienst als kledingkast, en in het kastje lagen tandenborstels naast de mango’s. Daar kookte ze ook alles, dus het werd natuurlijk bloedheet binnen. In Nederland zijn wij gewend dat het eten klaar is als de gasten komen, of dat de gastvrouw in ieder geval met haar gasten praat om ze te vermaken. Hier niet: Sia zette eerst een concert van Celine Dion uit 2007 op en ging toen zelf in de keuken staan. Niet echt onze smaak, maar gelukkig konden we met elkaar praten. Daarna werd het nog erger: we moesten 30 minuten lang naar een compilatievideo van de bruiloft van haar vriendin kijken. We keken elkaar aan van: “Is dit serieus?” Ongemakkelijk is zacht uitgedrukt. Iedereen was opgelucht toen het eten kwam, wat wel echt lekker was, en toen was Sia ook iets socialer. Daarna hebben we bij ons thuis met de rest nog wat gedronken en zijn we naar de club gegaan, dus de avond was uiteindelijk zeker geslaagd. Maar het was weer typisch zo’n geval van: dit gebeurt alleen in Tanzania.

Nog een gebeurtenis: zondag maakte ik mijn eerste Afrikaanse verjaardag mee. Vanessa, het kind van Fatumah, werd 1. De dag begon al Afrikaans. Het feestje zou tussen 13:00 en 13:30 plaatsvinden. Nou zijn we inmiddels echt wel Afrikaanse tijd gewend, maar als echte Hollanders zaten wij om 13:30 toch klaar. Toen begon het wachten, want uiteindelijk begon het feest pas om 16:00 (!) uur. Het zorgde voor de nodige irritatie onder ons, want het voelde echt als tijdverspilling. Maar uiteindelijk was ik dat snel weer vergeten toen we eindelijk konden beginnen. Iedereen had zich natuurlijk mooi aangekleed, Vanessa in het bijzonder. Ze hadden heerlijk gekookt: er was onder andere pilau - de typische feestmaaltijd -, een soort gekruide bruine rijst met groente en vlees erdoorheen, en eindelijk veel groente. De verjaardagstaart was ook typisch Tanzaniaans: een cake met een keihard chemisch spulletje als versiering, zo zoet dat het glazuur van je tanden sprong. Vooral de tradities waren leuk om mee te maken. Zo werd er cake gevoerd aan de moeder, de rest van de familie en aan Vanessa, voordat iedereen ervan kon eten. Uiteraard kon het dansen niet ontbreken (wij zijn nog steeds stinkend jaloers als we het zien) en een paar vrouwen, waaronder mama, voerden een speciale dans uit. Namens de vrijwilligers hadden we een kinderstoel voor Vanessa gekocht. Ze wordt namelijk regelmatig gewoon op de bank gezet zonder toezicht, en ze is er al een paar keer vanaf gevallen, op de stenen vloer. Natuurlijk vond ze er niks aan en zette ze het meteen op een krijsen – hoezo word ik niet meer door iedereen vastgehouden? Hopelijk went ze er een beetje aan. Al met al weer een leuke ervaring.

Op visite

Vandaag ging ik op bezoek bij ‘Good Hope Orphanage’, het weeshuis/school waar Maaike woont en werkt. Het project ligt best een stuk van de stad, maar ik vond het heel leuk om vanuit de dahladahla weer een nieuw stuk van Arusha te zien. Op het complex ligt dus een school, voor kinderen van ongeveer vier tot veertien jaar oud. De school ziet er best mooi uit, mede met dank aan Maaike. Zij beschildert de muren en klaslokalen met van alles: het alfabet, fruit, dieren families, allemaal ontzettend mooi en kleurrijk. Daarnaast is er een boarding en een weeshuis. Het weeshuis ziet er best armoedig uit op sommige plekken. Zo staat er bijvoorbeeld een kapotte kast en een kapot bed, en slapen er twee of drie kinderen op een matras. Maar de muren worden opgefleurd door Maaikes mooie mandala’s en het belangrijkste: het is er wel schoon. Samen hebben we de Aunties geholpen met bonen sorteren. Heel rustgevend werk, voor mij een fijne afwisseling van het constante denken op mijn project. Sowieso is wat Maaike doet heel dankbaar werk: zij maakt misschien wel het meeste verschil van ons allemaal, omdat er ook direct en (hopelijk) blijvend resultaat te zien is. Heel leuk om dat gezien te hebben! Op de terugweg kwamen we nog een joch tegen dat met een levende schildpad liep, bizar. Toen zijn we nog even wat drinken. We hadden het er nog over dat dat in Nederland nooit voortkomt, spontaan uit de bus stappen omdat je een leuk tentje ziet om wat te drinken. In Nederland is iedereen altijd onderweg ergens naartoe, en heeft niemand tijd voor dit soort acties. Heel jammer eigenlijk. Hopelijk kan ik dat meenemen naar ons koude kikkerlandje!

Deze week staat er nog niet zoveel op de planning, behalve nog wat bezoekjes aan de projecten van andere vrijwilligers. Zo ga ik dinsdag bij Olivia’s nieuwe project Living Water slapen, ook een weeshuis en school ineen. En misschien dat ik zaterdag met Nicole, onze nieuwste vrijwilligster, meega. Zij heeft afgelopen jaar haar bachelor Politicologie afgerond en daarna een jaar vrij genomen. Hier werkt ze als vrijwilliger voor Mama’s organisatie HIMS, en zaterdag gaat ze op bezoek bij de Masaivrouwen om Tineke en Leny’s donatie te overhandigen. Het leek me leuk om voor hen foto’s te maken, aangezien onze bibi’s ons zondag na twee maanden hebben verlaten. Gek hoor, dat ik nu de laatste ‘oudgediende’ ben. Gelukkig is het volgende afscheid van mij, ik ben voorlopig wel even klaar met afscheid nemen en achter blijven.

Maar zover is het nog niet! Ik hou jullie op de hoogte,

Kwa heri!

Anna

Andere wereld, andere ik?

Habari wote kule nyumbani! Hallo mensen thuis!

Het lijkt nog maar zo kort geleden dat ik schreef over mijn eerste mijlpaal, dat ik hier een maand was. Vandaag is het de tweede: het is nog maar een maand voordat ik wegga! Zoals ik wel vaker heb gehad de afgelopen weken, merk ik dat mijn gevoel weer verschuift. Een paar weken geleden moest ik er niet aan denken om weer naar Nederland te gaan, ik dacht er zelfs over na om te verlengen. Inmiddels overweeg ik dat niet meer: vier weken zijn zo voorbij, maar het is goed zo. De dagen gaan langzamer, af en toe verveel ik me zelfs een beetje. Ik heb hier natuurlijk ontzettend veel gezien en meegemaakt en daardoor heb ik inmiddels alle “eerste keren” ook wel gehad.

Meer dan mede-vrijwilligers

Een van de gevolgen van het feit dat er niet zoveel nieuwe ervaringen meer zijn, is dat ik ook steeds minder voer voor mijn blog heb (sorry). Terwijl ik aan het bedenken was waar ik over wilde schrijven, realiseerde ik me dat ik eigenlijk weinig over de mensen vertel met wie ik al twee maanden mijn leven deel. Natuurlijk worden ze af en toe genoemd, maar ik denk dat het voor jullie nog niet duidelijk is hoe groot deel van mijn leven hier ze uitmaken. Omdat je allemaal ‘in hetzelfde schuitje’ zit – vreemd land, ver weg van huis, geen bekenden om je heen – trek je eerder naar elkaar toe en stel je jezelf ook sneller open. Gisteren zei ik tegen Maaike, die hier de weekenden doorbrengt: “Weet je, wij kennen elkaar pas minder dan twee maanden hè”. Met grote ogen keken we elkaar aan. Zo voelt het gewoon totaal niet, het voelt alsof we elkaar al jaren kennen.

Ik zie ze natuurlijk ook vaak, vaker zelfs dan mijn vriendinnen thuis. Olivia zie ik sowieso twee keer per week met Swahili-les en zoals gezegd woont Maaike in de weekenden bij mij. Maar daarnaast spreek ik elke week minstens één keer met ze af, om te lunchen, te shoppen of gewoon te wandelen. Het is leuk om even bij te kletsen en ondertussen ook een eettentje of nieuw deel van de stad te ontdekken. Daarnaast gaan we ook minimaal één keer per week uit en dan slapen zij meestal ook bij mij. Een logeerfeestje deluxe zeg maar. Ze zijn in die twee maanden meer dan mede-vrijwilligers geworden: het zijn vriendinnen. Ik sta versteld over hoe makkelijk we met elkaar kunnen praten en hoeveel (persoonlijke) dingen ik ze vertel. Natuurlijk weet ik niet of dat wederzijds is, maar het is een prettig gevoel zo open te kunnen zijn.

Janne is natuurlijk mijn huis- en kamergenootje (en ze ligt helaas het hele weekend al ziek in bed, waarschijnlijk een griepje). Het is fijn om thuis te komen en aan iemand je dagelijkse worstelingen te kunnen vertellen, hoe onbenullig ze ook zijn. Al helemaal omdat we ongeveer even oud zijn: we hebben vaak dezelfde struggles en kunnen er samen over klagen of lachen. Eén blik en we kunnen samen de slappe lach krijgen, ook heel gezellig. We kennen elkaar nog iets te kort, maar ook zij begint meer en meer een vriendin te worden.

Sowieso vind ik het leuk dat ik in een huis woon met zoveel mensen erin, daardoor voelt het heel levendig. Doorgaans zijn we met zijn zestienen! Sara, Stella, Jackie, Fatumah en Lea zijn allemaal vulnerable girls, meisjes die mama opvangt of helpt omdat ze in een moeilijke situatie zitten. Zij zorgen voor de was, het eten, het schoonmaken, enzovoort. Dan is er nog Eunice, de Engels lerares die ook in het huis werkt, maar binnenkort aan een opleiding begint. Samuel is de enige jongen die hier werkt, hij doet alle klusjes. Dan het gezin, dat bestaat uit Mama, Baba en Jackie. En dan de gasten. In totaal kunnen er 18 (!) gasten verblijven in het huis, en er is zelfs een nieuwe kamer in aanbouw. Maar op dit moment zijn we met zijn zessen. Leny en Tineke, ik noem ze vaak liefkozend de bibi’s, zijn twee zussen van in de zestig die een paar dagen na mij zijn aangekomen. Allemaal luchten we af en toe ons hart bij deze ervaren dames. De mama’s van het huis dus. Leny is nu op Zanzibar, en volgende week zondag vertrekken ze allebei. Håkon en Maarten zijn twee studenten uit Noorwegen (maar Maarten is Nederlands) die hier hun bachelorscriptie schrijven. Maarten bezoekt koffieplantages om een nieuwe vorm van fair trade handel te onderzoeken. Håkon schrijft over het niveau van Engels op de middelbare school, dus morgen neem ik hem mee naar mijn school. Zij blijven in totaal zes weken, ze gaan een paar dagen na mij weg. Dan hebben we natuurlijk nog Janne, die hier in totaal ruim vijf maanden blijft! Heel stoer. Ze heeft tot nu toe een beetje pech gehad, maar ze laat zich niet klein krijgen en pakt de draad gewoon elke keer weer op. En als laatste ikzelf, de ‘oud-gediende’ omdat ik hier het langst zit. Een leuk gevoel hoor, om de meest ‘ervaren’ persoon te zijn.

Wereld van verschil

Woensdag ging ik met Maaike en Olivia naar een bijeenkomst van Masai-vrouwen, georganiseerd door mama’s organisatie HIMS. Toen we aankwamen bij de ontmoetingsplek, bijna twee uur buiten Arusha, kwamen de vrouwen een voor een aanwandelen. Ze zagen er indrukwekkend uit. Lange, magere vrouwen, de meesten met uitgelubberde oorbellen en littekenversiering in hun gezicht. Ze droegen allemaal de traditionele geruite gewaden en waren behangen met sieraden: om hun enkels, polsen, nek en in hun oren.

We werden begroet met een lied, mét Afrikaans gejoel. Toen ging iedereen zitten, wij en de oudere vrouwen op houten bankjes, de andere vrouwen op de grond of op een steen. De sessie begon met een voorstelrondje. Alle communicatie ging van de Masai-taal, die totaal anders is dan Swahili, naar Swahili, naar Engels en dan in ons hoofd naar Nederlands. Na het voorstellen vertelden ze over deze groep. Al deze 30 vrouwen leven in dorpjes in de omgeving, en elke woensdag om 13:00 is er een ‘geheime’ bijeenkomst (de meeste vrouwen vertellen het niet aan hun man). Ze praten vooral over hun leven, over de problemen en mogelijke oplossingen. Mooi detail: elke vrouw legt 1000 shilling per bijeenkomst in. Dat geld wordt als lening aan een van hen gegeven, zodat ze zelf een bedrijfje kan opzetten. Na drie maanden moet het geld met 10% rente terugbetalen. Het is een manier voor hen om iets onafhankelijker te worden. Met het geld dat ze verdienen kunnen ze hun kinderen naar school sturen of gezondheidszorg betalen. HIMS biedt ze een veilige plek om samen te komen en verschaft ze ook informatie over onder andere gezondheidszorg en onderwijs.

Na deze uitleg mochten wij vragen gaan stellen. Hun leven was zo totaal anders, we wisten niet waar we moesten beginnen. De chair woman, de enige vrouw die Swahili sprak, had uitgelegd dat alle vrouwen kwamen lopen, sommige woonden wel meer dan vijf kilometer verderop. Om weg te kunnen gaan, liegen ze dat ze water gaan halen, hout of eten gaan verzamelen of de kudde gaan laten grazen. Dat is een van de kenmerken van de Masai-cultuur: de vrouwen doen bijna alles. Water halen, eten verzamelen en bereiden, hout verzamelen, huizen bouwen, schoonmaken de kuddes laten grazen en ga zo maar door. Wat de mannen doen? ‘Het huis bewaken’ en af en toe eens jagen. De Masai-samenleving is sterk patriarchaal. De mannen hebben weinig verantwoordelijkheden en veel rechten. Een voorbeeld daarvan is het huwelijk. Op een zekere leeftijd benadert een man de vader van een meisje – dit kan al vanaf een jaar of zeven. Zonder tussenkomst van de moeder of de dochter onderhandelen de mannen over het aantal koeien dat het meisje waard is en wordt het meisje verkocht. Wat daarna gebeurt is nog gruwelijker: het meisje wordt besneden. Vanaf dat moment is ze het eigendom van haar man. Soms gebeurt dit zelfs al voordat het kind geboren is. Een man kan een ongeboren kind claimen door een armband om te doen bij te moeder. Als het een jongetje is, wordt het zijn vriend; als het een meisje is zijn vrouw. Ook polygamie is normaal binnen de samenleving van de Masai.

Natuurlijk waren wij als vrije Hollandse meiden benieuwd wat de vrouwen hiervan vonden. Ze waren het erover eens: ze vonden het afschuwelijk. Maar op de vraag: “Houden jullie van jullie mannen?” antwoordden ze instemmend, iets wat wij niet hadden verwacht. Zoals ik hier wel vaker zie, berusten mensen zich hier al snel in hun lot. Maar nee, ze zijn niet gelukkig en nee, ze willen dit niet voor hun dochters en proberen het te voorkomen. Toen ik vroeg: “Wat is er mooi aan de Masai-cultuur?”, moesten ze lachen. Het onderlinge respect, was het antwoord. Er is veel respect tussen vrouwen en mannen, en natuurlijk voor de ouderen, ook al zien wij dat misschien niet zo.

Toen wilden ze graag vragen aan ons stellen. Ze vroegen zich voornamelijk af hoe ons leven eruit ziet. Twijfelend vertelden wij dat we volledig vrij zijn in de liefde: we bepalen zelf van wie we houden en met wie we trouwen. Dat we een opleiding kunnen volgen en zelf kunnen bepalen wanneer en hoeveel kinderen we willen. Ik voelde me niet schuldig tijdens het vertellen, maar wel ontzettend bevoorrecht. Voor de zoveelste keer sinds ik hier ben, besefte ik me hoeveel geluk ik heb gehad dat ik in deze tijd, in Nederland ben geboren. Hoe anders was mijn leven geweest als ik hier in Tanzania, als Masai-vrouw was geboren? We waren er alle drie behoorlijk stil van.

De medewerkers van HIMS namen nog even de tijd om uitleg te geven over de gezondheidszorg. Tineke heeft namelijk een deel van haar ingezamelde geld gebruikt om voor elk gezin van de vrouwen een jaar lang gezondheidszorg te kopen. Dit is slechts 10000 shilling (5 euro) per jaar, maar ze waren door het dolle. Zo mooi om te zien hoe een bedrag dat voor ons niets is, hier zoveel verschil kan maken.

Na de groepsfoto bezochten we nog het huis van de chair woman. De Masai-huizen worden gemaakt van stokken die aan elkaar worden geplakt met een mengsel van koeienstront, modder en as. Binnen stonden twee banken, een salontafel, één kast met spullen en een bed, maar het slaapgedeelte mochten wij niet zien. Het was benauwd, het rook naar en het was aardedonker. De kookhut was zo mogelijk nog erger: nog kleiner en helemaal zonder verlichting. Van ons oogpunt was dit echte armoede: weinig spullen, geen elektriciteit of stromend water, broodmagere beesten, kinderen in vodden en omringd door vliegen. Misschien dat zij het anders zagen, ze hebben immers voedsel en een dak boven hun hoofd. Het zet je aan het denken wat armoede eigenlijk is. Kortom, deze trip was zeker de moeite waard, en gaf veel stof tot nadenken.

Wie ben ik?

Door onze ontmoeting met de Masai heb ik veel nagedacht over mijn leven in Nederland. Gedurende de afgelopen weken ben ik mijn leven thuis, en Nederland op zichzelf, veel meer gaan waarderen. Alles wat voor ons zo vanzelfsprekend is – elektriciteit, stromend water, (vaat)wasmachines– is dat hier zo niet. Natuurlijk realiseer ik me dat je dat ook niet allemaal nodig hebt. Je kunt prima de was op de hand doen, douchen met een bak water is oké (al heb ik dat maar een paar keer hoeven doen, wij worden hier verwend) en zonder elektriciteit ben je opeens veel socialer. Maar wat ik hier wel ontzettend mis, en waar ik niet zonder zou kunnen leven, is vrijheid. De vrijheid om te gaan en staan waar je wilt, te doen wat je wilt, te zeggen wat je wilt, te houden van wie je maar wilt, te geloven in wat je maar wilt. Het is hier allemaal niet vanzelfsprekend en dat vind ik schokkend, frustrerend en verdrietig.

Zaterdag had ik daar met Maaike een goed gesprek over. Samen liepen we naar het centrum om kaartjes te posten en te lunchen. Overigens doe je daar normaal al iets van 45 minuten over, maar wij waren met ons geweldige richtingsgevoel 20 minuten lang in compleet de verkeerde richting gelopen. In Nederland zou ik chagrijnig zijn geworden: hier vond ik het grappig, en zo zagen we weer een nieuw deel van de stad. Daarbij waren we gezellig aan het kletsen. Het ging erover dat wij hier allebei per se alleen naartoe wilden gaan, dat we dit helemaal zelf wilden ervaren. Voor mij was dat, hoe cliché het ook klinkt, omdat ik wilde weten wie ik echt ben. Mijn hele leven ben ik omringd geweest door familie en vrienden: er waren altijd mensen om op terug te vallen. Ik wilde weten hoe ik me gedroeg zonder die mensen, of ik dan een ander persoon was. Het antwoord: nee, ik ben precies hetzelfde. Geruststellend ook wel. Wat ik hier wel ben geworden, is veel zelfstandiger. Niemand om advies aan te vragen, niemand om tegen aan te kruipen of bij uit te huilen (fysiek dan, dankzij sociale media): ik voel me veel sterker. Nu pas weet ik zeker: ik kan het zelf. Dat is een van de mooiste ervaringen die ik straks mee terug neem naar Nederland.

Maar goed, zo ver is het natuurlijk nog niet! Want ik heb hier dan al wel veel gedaan, er is altijd nog wel iets te doen. Maandag gaat Håkon mee naar mijn school om onderzoek te doen. Afgelopen week zijn daar de twee Finnen aangekomen, Eva en Antti, die hebben geholpen de dovenschool te financieren en de leraren op te leiden. Het was heel leuk om de mensen te ontmoeten die zoveel voor elkaar hebben gekregen, en ze hebben me uitgenodigd om bij hen te komen eten! Dat belooft een interessant diner te worden. Dinsdag nemen Olivia en ik Sia ter ere van onze laatste Swahililes mee uit lunchen. Woensdag ga ik proberen wat tweedehands jeans te scoren op de Tengeru markt – ik hoop stiekem op een Levi’s pareltje. Vrijdag zijn we uitgenodigd om bij Sia te komen eten en daarna local uit te gaan. En zondag is Vanessa jarig en heb ik mijn eerste lokale verjaardagsfeestje. Dus, hoezo vervelen?

Kwa heri!

Anna

PS Met dat weinig voer voor mijn blog viel het uiteindelijk nog wel mee deze keer. Maar wil je graag dat ik over iets schrijf, bijvoorbeeld over een ervaring, een persoon of hoe iets nou in Tanzania verschilt van Nederland, laat het dan gerust weten!

Twee kanten van Arusha

Habari wapendwa wasomaji! Hallo lieve lezers!

Het is zondag, dus weer blog tijd. De afgelopen week was niet zo turbulent als de week daarvoor, maar natuurlijk heb ik wel weer het een en ander meegemaakt. Het klinkt misschien overdreven, maar deze week merkte ik dat ik oprecht van élk moment geniet. Zelfs als ik opgepropt tussen drie mensen in de dahladahla zit: ik hoef maar naar buiten te kijken, naar de prachtige omgeving of het gewone Afrikaanse leven, en het maakt niets meer uit. Ik word me ook steeds meer bewust van de tijd die ik hier al heb doorgebracht, en de tijd die ik er nog ben. Ik heb “nog maar” vijf weken te gaan, iets wat we hier allemaal heel kort vinden. Er is ook nog zoveel te doen!

Onveilig

Afgelopen zondag is er nog iets gebeurd wat ik toen niet in mijn blog wilde verwerken, omdat ik niet wilde dat het de teneur van de hele blog zou overnemen. Toen Maaike en ik terugkwamen van de kerk vonden we Janne op de bank, nog half in shock. Wat bleek: vlakbij ons huis was ze overvallen door een man die met geweld haar tas had afgepakt en toen was weggerend. Zeker weten doen we het natuurlijk niet, maar ze had net gepind, en waarschijnlijk is de man haar gevolgd en heeft hij gewacht tot een moment dat er niemand in de buurt was. Janne was natuurlijk ontzettend geschrokken, vooral omdat hij haar ook fysiek pijn heeft gedaan om de tas af te kunnen pakken. Maar de rest van het huis was ook geschokt: Kundayo staat bekend als een veilige omgeving, en dit gebeurde nog geen 20 meter van ons huis. Het was voor mij de eerste keer in al die tijd dat ik me hier echt onveilig voelde.

De politie: je grootste vriend?

Dinsdag ben ik samen met Janne en Isaac, een local, naar het politiebureau gegaan om aangifte te doen. Eerst kon dit niet - we moesten blijkbaar papieren hebben van een ander bureau – maar even later ging alles opeens heel snel. Achteraf bleek dat Isaac even 20000 shilling moest dokken om de “procedure te versnellen”. Dit was de eerste keer dat ik hier in aanraking kwam met onversneden corruptie en het gaf me een machteloos gevoel. Donderdag waren we opnieuw op het politiebureau: Janne werd gebeld dat haar tas was gevonden. Toen we de rechercheur spraken, bleek dat dit helemaal niet het geval was: ze wilden alleen vragen stellen in verband met een onderzoek. We moesten zelfs naar de plaats delict met hem. Ik was niet zo happig om met die man in een auto te stappen. Wie weet vanwege het nieuwe onveilige gevoel, maar wat ook niet hielp is dat hij vlak voor het instappen vroeg of een van ons zijn vrouw wilde zijn. Van de politie moet je het hebben. Als ‘verzekering’ belde ik iemand van de school om te laten weten dat we nu met hem in de auto stapten, en dat hij ongerust moest worden als ik niets meer van me liet horen. Uiteindelijk bleek het allemaal niet nodig en deed hij zijn werk best behoorlijk. Wel begon hij over een “vergoeding voor transport” en dat we misschien ook wel een donatie konden doen om hem te motiveren. Natuurlijk wist ik dat corruptie hier wijdverspreid is, maar desondanks was ik geschokt en, om eerlijk te zijn, ook behoorlijk pissig. Ons antwoord: hij kon een beloning krijgen als de tas gevonden was, en zijn “transportkosten” kon hij mooi declareren bij de politie.

De aanhouder wint

Dat was het qua negatief nieuws, over naar de positieve dingen van deze week. Het leukste: ik ben begonnen met het ‘Job project’!

Van tevoren maakte ik een paar afspraken met de leerlingen. Ik wilde dat ze zich serieus gedroegen tijdens heb project, dat ze meededen en initiatief toonden en ik zei dat ze niet bang moesten zijn om fouten te maken. De eerste les was ik best zenuwachtig. Zouden ze het wel begrijpen? Zouden ze wel meedoen? Gelukkig ging het nog beter dan verwacht: de leerlingen begrépen wat ik hen vertelde en stelden zelfs vragen. Het leukste was de tweede les, waarin we uitspraak gingen oefenen. De leerlingen lagen dubbel om mijn uitspraak, vooral vanwege de hot potato. Maar ze deden enthousiast mee en probeerden mij zo goed mogelijk na te doen. Ik kwam helemaal blij thuis, omdat het lesgegeven zoveel voldoening gaf. Dat kwam vooral doordat de leerlingen zo duidelijk lieten merken dat ze het leuk vonden. Ik ben zo blij dat ik toch heb doorgezet, ondanks dat ik vorige week een beetje ontmoedigd was. Om te zorgen dat ze ook verder kunnen gaan met het project nadat ik weg ben, print, lamineer en bewaar ik al het lesmateriaal, en neem ik alle lessen op. Het voelt heel goed om zo ook nog iets te kunnen betekenen nadat ik weg ben.

Op ontdekkingstocht

In het weekend gingen Maaike, Janne en ik een nieuw plekje om te zwemmen ontdekken. De tocht ernaartoe op zich was al een avontuur, want we waren nog nooit zover met de dahladahla geweest, en konden het natuurlijk niet in een keer vinden. Het viel me op dat locals veel plekken niet kennen, en dat als ze ze wel kennen, ze niet kunnen omschrijven hoe ver iets is of hoe je er komt. Maar uiteindelijk hadden we de Rivertree Lodge gevonden. Heel mooi – ook wel luxe – en heel rustig en sereen vergeleken bij de zwembaden in Arusha, dus zeker voor herhaling vatbaar. ’s Avonds gingen we bij Le patio pizza eten, waar een feest ter ere van de tweede verjaardag van het restaurant bleek te zijn. Er was een reggaeband met een geweldig gepassioneerde front man, maar na vier uurtjes hadden we er wel genoeg van.

De volgende ochtend moesten Maaike en ik ook weer vroeg op, want wij gingen een hike doen. Via ‘Twende Hikes’, een hobbygroep die elke zondag hikes organiseert, deden we een vier uur durende wandeling in de buurt van Tengeru. Ondanks dat de hike terecht medium to high level was, en mijn conditie inmiddels niet meer je-van-het is, was het echt heerlijk. De omgeving -bananenbomen, koffieplanten en groene heuvels - was prachtig en de beweging voelde goed. En de douche daarna hadden we dubbel en dwars verdiend!

Komende week ga ik natuurlijk weer verder met het project. Ik heb nog niet eerder zoveel zin gehad om naar de school te gaan. Verder gaan we met de meiden op woensdag een bezoekje brengen aan een samenkomst van Masaï-vrouwen, wat heel bijzonder moet zijn. En in het weekend misschien naar Moshi. Ik hou jullie op de hoogte!

Kwa heri!

Anna

Living la vida local

Habari wapendwa wangu! Hallo mijn dierbaren (het is tenslotte Valentijnsdag)

Een bijzonder moment: morgen ben ik precies op de helft van mijn verblijf (check mijn profiel om helemaal op de hoogte te blijven). De weken vliegen om zonder dat je het door hebt. En volgens de meeste vrijwilligers gaat de tweede helft nog sneller dan de eerste! Maaike zegt af en toe: “Ik zit hier nog drie maanden.” Een heel gek idee, dat zij hier nog net zo lang zit als mijn totale verblijf hier.

Tijdens de voorbereidingstraining van Stichting Muses werd verteld dat er verschillende fases in je verblijf zijn. De eerste is een soort schok, een gevoel van “Waar ben ik terecht gekomen?”. Nou, die had ik zeker de eerste twee weken. De tweede is euforie: je kunt niet genoeg krijgen van het land en de cultuur. Ook die fase heb ik gehad, nadat ik van de schok was bekomen. Ik voelde – en voel me nog steeds – hier zo thuis, en vond het idee van teruggaan naar Nederland helemaal niet aantrekkelijk. Dan zou er een fase van ‘ontgoocheling’ moeten komen, waarin alle veranderingen je een beetje teveel worden. En als laatste acceptatie en toenadering, waarbij je van het land leert te houden, terwijl je je eigen land ook heel erg waardeert. De derde fase heb ik niet zo beleefd, al heb ik af en toe wel momenten waarop ik moedeloos word van het trage tempo hier, of me erger aan het feit dat de Tanzanianen nooit direct “nee” durven te zeggen. Maar die vierde fase herken ik zeker. Ik krijg steeds een diepere waardering voor de Tanzaniaanse cultuur en zie de schoonheid in dingen waar ik me eerst aan ergerde, maar ik denk ook met veel liefde aan Nederland.

Don’t let it get you down

De school was deze week een beetje een teleurstelling. Zoals ik vorige week al schreef, wil ik graag een Job project starten met de leerlingen van Form IV. Als voorbereiding daarop zijn we al 1,5 week bezig met 'formal letters'. Nou ben ik er inmiddels al aan gewend dat alle uitleg hier drie keer zo lang duurt als verwacht, omdat mijn type opdrachten zo totaal anders is dan wat ze gewend zijn. Maar bij het nakijken van wat de afsluitende opdracht had moeten zijn, kwam ik erachter dat minstens de helft enorme fouten maakt. Qua grammatica, qua spelling, qua interpunctie, zinsopbouw, alinea’s… Net als in Standard 6 merkte ik dat hun basis zo slecht is, dat ze nu met de beste wil van de wereld geen fatsoenlijk Engels kunnen schrijven. Enerzijds vind ik dat ontzettend sneu voor de leerlingen, zij kunnen er natuurlijk niets aan doen dat het niveau van het onderwijs zo laag is. Anderzijds is het frustrerend en af en toe om moedeloos van te worden. Samen met de studenten heb ik nagedacht over hoe we dit nou kunnen oplossen. Zij gaven aan de opdrachten die ik gaf – gelukkig – wel goed en leerzaam te vinden, en ze wilden er graag meer tijd aan besteden. Naar aanleiding daarvan heb ik besloten om het project voorlopig uit te stellen. Die middag had ik nog een heel leerzaam gesprek hierover met Bertha, zie het stukje onderaan.

Het Environment project begint wel steeds vastere vormen aan te nemen. Vrijdag had ik een vergadering met Bertha en John – ik werd zelfs tot'chair person' benoemd. Het was leuk om met hen te brainstormen over activiteiten, vooral omdat zij ook met input kwamen en niet bang waren om mij als mzungu tegen te spreken.

“Tweedehands”? Zo goed als nieuw!

Woensdag hadden Olivia, Maaike en ik een leuk uitje: we besloten spontaan die middag naar de Tengeru markt te gaan, een grote markt op een halfuur rijden van de stad. In de dahladahla (dat schrijf je dus blijkbaar zo) maakten we nog iets geks mee: halverwege de rit stapte er een man uit, en het bleek dat hij er op stond voor ons drieën te betalen. Wij waren er van overtuigd dat hij nu een tegenprestatie verwachtte, maar hij liep gewoon weg. Het liet weer eens zien dat blanken zelfs in Arusha, waar veel vrijwilligers en reizigers komen, nog een speciale behandeling krijgen.

Na een halfuur rijden stapten we uit bij de Tengeru markt. Daar wordt ook groente en fruit verkocht, maar hij wordt vooral bezocht voor de tweedehands kleding en schoenen. Overal lagen grote bergen schoenen, afkomstig uit het Westen. Best confronterend: de schoenen die wij niet meer willen of zelfs afgedragen vinden, worden hier verzameld, schoongemaakt en weer verkocht. Bijna niemand hier loopt in gloednieuwe schoenen. Voor kleding geldt hetzelfde: ik heb merken voorbij zien komen waar je in Nederland een vermogen voor betaald. En zelfs een vestje van Chanel, al kon ik me niet voorstellen dat dat echt was. Ik wil niet teveel als een moraalridder te klinken, maar dit is toch wel een schrijnend voorbeeld van onze consumptiemaatschappij (waar ik zelf hard aan mee doe): waarin we dingen niet meer dragen tot ze kapot zijn, maar tot ze uit de mode zijn en we ze niet mooi meer vinden.

Olivia en ik hadden een duidelijk doel: witte schoenen, Adidassen voor haar en Nikes voor mij. Tijdens onze vorige zoektocht, dinsdag met Swahililerares Sia, hadden we eindeloos veel winkeltjes bezocht, maar nergens hadden ze onze maat. Hier hadden we wel geluk, want binnen een halfuur hadden we allebei een paar gekocht! Natuurlijk ging dit gepaard met het nodige afdingen, maar als ik er eenmaal in zit ben ik dol op dat spelletje. Heel veel rafiki (vriend), punduza bei (verlaag je prijs) en ‘come on!’. Uiteindelijk kreeg ik de prijs voor mijn Nikes omlaag van 45.000 naar 28.000, omgerekend €11,50 (!), en had Olivia de hare voor 30.000. Later slaagden we allemaal ook nog voor shirtjes – na ruim een maand ben je echt wel uitgekeken op die paar die je bij je hebt. Mijn rol was het afdingen, en in totaal hebben we zes shirtjes gescoord voor 10.000 shilling, iets meer dan vier euro. Het was leuk om zo onder de locals te zijn en te doen wat zij ook doen. En natuurlijk kon de shopping queen in mij haar hart ook weer ophalen.

Hongera!

Vrijdag was Jannes grote dag: ze werd 20! Overigens wilde ze dit echt niet vieren, maar daar trokken we ons niets van aan. De geplande lunch in de middag kon vanwege het slechte weer – het regent hier veel meer dan normaal in februari – niet doorgaan, maar ’s avonds gingen we lekker uit eten bij de Mexicaan. Daar moest we natuurlijk wel een tijdje wachten, maar de taco’s waren heerlijk en het was voor het eerst in tijden dat ik echt lekker vlees at. In Nederland ben ik gewend elke dag vlees te eten, maar hier kom ik erachter dat ik dat eigenlijk helemaal niet hoef en dat vlees als delicatesse veel lekkerder (en gezonder en beter) is. Hopelijk kan ik dit volhouden als ik weer terug ben.

Helaas kwam er niemand opdagen voor de salsa, en toen wij klaar waren met eten was de ‘les’ al ongeveer afgelopen. Dit bleek wel een uitzondering, dus volgende week probeer ik het gewoon nog een keer. Maaike en Olivia sliepen ook bij ons vanwege ons uitje op zaterdag, en we lagen allemaal op een heel beschaafde tijd in ons bedje. Misschien maar goed ook, want de volgende dag moesten we al om 07:00 op!

Afrikaans uitje

Zoals gezegd moesten we om 07:00 op, op onze zaterdag. De reden: we gingen met een groep vrijwilligers en locals naar Maji Moto, de warmwaterbronnen. Autumn, een Amerikaans meisje dat ik via Eline heb leren kennen, had ons uitgenodigd, en uiteindelijk waren we met zijn dertienen: vijf lokale vrienden van haar, twee vrijwilligers uit Duitsland, Janne, Olivia en haar Amerikaanse buurjongen Kurt, Maaike en ik. Omdat we met zoveel waren konden we goedkoop een dahladahla charteren. Half negen vertrokken we richting Moshi. Het was eerst een uur over de normale weg en vervolgens nog bijna een uur over een onverharde weg. Het voelde een beetje als schoolreisje: met zijn allen kletsen en zingen, lekker op en neer hossen – vooral op de onverharde weg waren er spannende stukjes – en niet weten waar je precies naartoe gaat. De weg ernaartoe was al prachtig: het landschap veranderde van de stad Arusha via de groene bossen en akkers rond Usa en Tengeru in uiteindelijk het droge gebied voor Moshi. We hadden allemaal het idee dat we nu meer van het échte Tanzania zagen, zoals Masaï-jongens met kuddes koeien en geiten en mama’s met baby’s op de rug werkend op het land.

Uiteindelijk kwamen we, middenin een dorre omgeving, bij een oase: de hot springs. Via een touw met stok slingerde ik het water in. Dat was niet heel warm, maar zeker aangenaam. Iets minder aangenaam waren de stroming, op sommige stukken moest je best stevig zwemmen, en de knabbelende visjes. Maar dat namen we voor lief, want het was echt een paradijsje midden in een semi-woestijn. De hele middag gingen we af en toe in het water, om vervolgens weer op het droge wat te zonnen, kletsen, lezen, snacken en spelletjes te spelen. Hoewel er veel blanken waren, is dit ook wel typisch een uitje voor de locals uit Arusha en Moshi. Het was een heerlijk relaxte dag en op de terugweg zat iedereen te soezen in de dahladahla. Het aanbod om die avond uit te gaan sloegen we beleefd af: we namen een heerlijke douche en doken met de zon op onze huid lekker ons bedje in.

Kerk

Vandaag konden we uitslapen, maar ik zit hier zo vast in mijn ritme dat ik om half 8 al weer wakker was. Heel pole pole heb ik met Vanessa op mijn schoot en samen met Maaike ontbeten. We zouden om 11:00 met Jackie (de dochter van Mama) en Eunice naar de kerk gaan. Dat werd natuurlijk 12:00, zelfs voor de kerk hoef je hier niet op tijd te zijn. Via een heel mooi paadje en een dahladahla gingen we naar de katholieke kerk waar de familie van Mama bij is aangesloten. Deze kerk is de grootste van Arusha en zat stampvol voor de middagmis. Van de mis zelf begrepen Maaike ik natuurlijk vrij weinig, maar het was mooi om de overeenkomsten en verschillen met Europese kerken te zien. Zo waren er ook hier muurschilderingen en glas in lood van Bijbelse taferelen, maar was de kerk van buiten knalgeel en werd hij vanbinnen verlicht met tl-licht. Tijdens de mis werd er veel gezongen, heel ritmisch en veel mensen klapten of zongen mee, en meerdere malen liep iedereen naar voren om een donatie te geven. En iedereen had natuurlijk hun zondagse kleding aan, al is een blote schouder hier geen zonde. Anderhalf uur was lang genoeg, maar zeker bijzonder om dit te hebben meegemaakt.

Deze week stond dus in het teken van lokale uitjes. Hoewel je natuurlijk nooit helemaal in de menigte op kan gaan, dat bewees het incident in de dahladahla maar weer, voelt het goed om dingen met en tussen de lokale bevolking te ondernemen. Voor komende week heb ik weinig plannen. Olivia gaat de vierdaagse safari doen en Maaike gaat een dag en een nacht mee en gaat zondag naar een Masaï-dorp, dus er staan verder nog geen uitjes op de planning. Ik ga deze week wel een keer lokaal barbecue ga eten met Bertha en ik ga veel tijd aan school ga besteden. Woensdag komen er twee Nederlandse studenten bij ons in huis die hier acht weken blijven, daar ben ik natuurlijk benieuwd naar.

Kwa heri!

Anna

PS Als je inzoomt op het kaartje, kun je de precieze locatie van de Hot springs zien. Foto's volgen!

Hoe gaat dat hier? Onderwijs

Na mijn eerder genoemde teleurstelling op de school, had ik een heel interessant gesprek met Bertha over het Tanzaniaanse schoolsysteem. Zij vertelde mij eerst over de geschiedenis van het onderwijs in Tanzania. In de tijd van Nyerere (de man die voor onafhankelijkheid zorgde en hier een nationale held is) kregen leraren veel aanzien, omdat het een langdurige en moeilijke opleiding is. Er werd een leerplicht ingevoerd, die ook daadwerkelijk werd nageleefd, en Tanzania had jarenlang een van de laagste analfabetismecijfers van Afrika. In de jaren tachtig vond er een regime change plaats en ging het economisch slecht met Tanzania. Toen ging ook het schoolsysteem op de schop: de overheid opende veel meer scholen, waardoor er een tekort aan leraren ontstond. De opleiding tot leraar werd versoepeld en het niveau van de leraren verslechterde. Inmiddels is het zelfs zo dat leraar een soort van ‘laatste kans’ is: als je niks anders meer kunt worden, word je óf verpleegkundige, óf leraar.

We waren het erover eens dat onderwijs een van de hoekstenen van een samenleving is, en dat goed onderwijs onmisbaar is voor vooruitgang en welvaart. Helaas lijkt dat nog niet doorgedrongen te zijn tot de (nieuwe) regering, of weten ze niet wat ze eraan kunnen doen. Zoals gezegd is dat duidelijk te merken aan het niveau van de leerlingen. Er bestaat een leerplicht voor de basisschool, hoewel slechts 50% van de kinderen ook echt gaat. De ouders moeten de uniformen, de boeken en benodigdheden zelf betalen, en zeker op het platteland hebben ze daar vaak niet genoeg geld voor. Na de basisschool, van de leeftijd 7 tot 13, kunnen de leerlingen naar de middelbare school gaan. Eerst doen ze dan ‘Ordinary Level’, Form I tot Form IV, en een heel select groepje kan dan naar 'Advanced Level' gaan, Form V en Form VI. Ook hiervoor moeten de ouders alles zelf betalen, inclusief geld voor de examens om naar de volgende klas te kunnen gaan. Op mijn school zie ik vaak genoeg dat kinderen die goed Engels zitten in Form II zitten, omdat hun ouders de examens niet kunnen betalen, en kinderen die eigenlijk niet goed Engels kunnen in Form IV, omdat hun ouders dat wel kunnen.

Met het gevolg daarvan heb ik elke dag te maken. Het lesgeven is hier helemaal gefocust op dicteren en stampwerk, waardoor zelfs leerlingen met een te laag niveau de examens – vaak invuloefeningen of meerkeuzevragen, nooit (creatief) schrijven of spreken – kunnen halen. Wanneer ik ze ons soort opdrachten geef, bijvoorbeeld zelf een uitnodiging of een brief schrijven, of zinnen zelf in de juiste volgorde zetten, is er veel tijd en uitleg nodig voor ze de opdracht überhaupt snappen. Dan blijkt ook hoe weinig creatief ze zijn: ze hebben nooit zelf dingen hoeven te bedenken, alle opdrachten waren meerkeuze of hoogstens een invuloefening. Het lesgeven blijft dus hele opgave dus, maar eentje die ik nog steeds met beide handen wil aangrijpen.

De eerste mijlpaal: alweer een maand voorbij!

Habari ya jioni kwenu wote! (Goedenavond iedereen!)

Afgelopen donderdag heb ik mijn eerste mijlpaal bereikt: ik was toen precies één maand in Arusha. Wat gaat de tijd snel…. Enerzijds voelt het helemaal niet alsof ik hier al meer dan een maand ben. Doordat je zoveel meemaakt, is de week om voordat je het weet. Anderzijds voelt het ook ontzettend lang geleden dat ik in Nederland was, en voelt Nederland ook letterlijk en figuurlijk heel ver weg. Ik kan me vooral niets voorstellen bij de kou (ik schrijf deze blog vanaf een bedje naast een zwembad, haha). Net als de meeste vrijwilligers heb ik het idee dat een maand de tijd is die het je kost om echt volledig gewend te raken aan alles. Dan voel je thuis bij je gastgezin, weet je wat je kunt verwachten op je project en kun je je weg in de stad vinden. Inmiddels heb ik niet meer het gevoel dat alles wat er gebeurt me overvalt. Rustiger vaarwater dus.

Bezig bijtje

Op mijn school is het inmiddels hard werken geblazen. Op dit moment ben ik betrokken bij twee projecten, bij beide als coördinator. Op de dovenschool werk ik samen met Bertha en John aan het “Environment” project, dat steeds vastere vormen begint aan te nemen. In tegenstelling tot bijna alle Tanzaniaanse scholen is materiaal hier geen issue – de dovenschool is beter uitgerust dan de gemiddelde universiteit. Maar dat maakt de keuze aan activiteiten dan ook weer immens! Zelfs voor deze mensen, die uitstekend Engels kunnen en veel samenwerken met westerlingen, is het moeilijk om mij een concrete opdracht te geven of om een vergadering inclusief datum en tijd te plannen. Maar dat houdt mij natuurlijk niet tegen, dus als assertieve Hollandse ben ik begonnen een lijst samen te stellen en heb ik een vergadering gepland voor volgende week vrijdag. Overigens heel leuk: zij hebben mij uitgenodigd voor een muziek- en dansvoorstelling op de universiteit waar John werkt en daar ben ik vanmiddag (zaterdag) heengegaan. Mijn eerste uitje met alleen locals… Lees verder hieronder wat voor avontuur dat was!

Ondertussen ben ik ook bezig om een project op te zetten voor Form IV, de hoogste klas van de middelbare school die ik lesgeef. Deze leerlingen gaan eind november van school en de meesten zullen dan een baan gaan zoeken. Afgelopen week kwam ik erachter dat ze nog nooit enige voorbereiding gehad op het leven na school. Hoe je een sollicitatiebrief schrijft, hoe je je cv maakt, hoe je je voorbereid op en gedraagt tijdens een sollicitatiegesprek… ze hebben het nooit geleerd. Aangezien ze niet zoals wij dat soort dingen makkelijk even kunnen opzoeken op het internet en de meesten ook geen voorbeeld kunnen vragen aan hun ouders - en al helemaal niet in het Engels – is dit echt wel een uitdaging voor ze. Daarom wilde ik een “Job” project doen, waarin van alles wordt behandeld: hoe je vacatures kunt vinden, hoe de sollicitatieprocedure in zijn werk gaat, hoe je een cv opbouwt, hoe je je gedraagt op het werk tegenover je collega’s, je meerderen en je klanten, wat voor problemen je kunt tegenkomen op je werk en hoe je daarmee omgaat. Toen ik het voorstel aan de rector gaf leek hij niet al te enthousiast, maar tot mijn verbazing kwam hij de volgende dag naar mij toe om me groen licht te geven voor het hele project. In eerste instantie was ik natuurlijk blij en wilde ik meteen aan de slag gaan. Maar toen sloeg de twijfel toe: ik heb hier natuurlijk helemaal geen opleiding of training voor gevolgd, kan ik dit wel, ben ik niet in way over my head? Gelukkig bood Bertha van de dovenschool meteen haar hulp aan, dat was een geruststelling. De komende week wordt dus best spannend en druk, maar ik vind het ook fijn om echt wat om handen te hebben. Ik hou jullie op de hoogte en suggesties zijn uiteraard meer dan welkom.

Op z’n Tanzaniaans

Een paar weken geleden had een medewerker van de dovenschool, Bertha, mij uitgenodigd voor een muziek- en dansoptreden op de universiteit waar haar baas ook werkt. Natuurlijk voelde ik me vereerd en had ik er veel zin in. Vandaag hadden we om 14:30 afgesproken aan de weg bij mijn huis. Zoals dat gaat met afspraken in Tanzania: ze was om 15:00 bij mij thuis, en wilde zich nog omkleden en opmaken. Ik vond het allemaal geen probleem, geduld is een van de dingen die je hier snel moet leren, en eigenlijk wel vermakelijk. Uiteindelijk stapten we om half 4 de daladala in – een half uur later dan dat het optreden zou zijn begonnen. Het bleek een eind buiten de stad zijn, zeker 30 minuten rijden. Maar we kletsen en lachten wat af, en de tijd vloog voorbij.

Eenmaal bij de universiteit bleek het optreden niet vandaag, maar morgen te zijn! Gelukkig was er wel de generale repetitie, en die was net zo leuk om bij te wonen. Tanzanianen lijken muziek en dans uit te ademen, zo natuurlijk ziet het eruit. Heel bijzonder om mee te maken! Ik ga proberen de foto’s en video’s binnenkort op de blog te zetten, zodat jullie er ook een beeld bij krijgen. Waarschuwing: een minderwaardigheidscomplex ligt op de loer, want mán, wat kunnen die mensen dansen.

Rond half 6 besloten we naar huis te gaan. De eerste tien minuten terug gingen nog goed, maar eenmaal bij Tengeru, een van de grootste markten in de omgeving van Arusha, stonden we twintig minuten vooruit en achteruit te schuiven voor we verder reden. Nog geen tien minuten later kwamen we terecht in een enorme file. Typisch Tanzaniaans: in plaats van dat de bestuurder netjes een rij vormden, probeerden bestuurders om de file heen te rijden, waardoor wij uiteindelijk naast de weg belandden, en ook nog eens aan de verkeerde kant! Uiteindelijk hebben we bijna 1,5 uur praktisch stil gestaan. Op zich al geen pretje, al viel het mee omdat Bertha en ik konden kletsen, maar al helemaal vervelend omdat het rond een uur of zeven donker werd. Alle vrijwilligers wordt sterk afgeraden na het donker naar buiten te gaan, en het is al helemaal een slecht plan om dan een daladala of piki piki te pakken. Gelukkig was ik met een local en hield zij mij goed in de gaten. Al met al was ik om 20:00 thuis en was er niets gebeurd, maar het was de eerste keer in een maand dat ik me niet helemaal veilig voelde. Aan de andere kant was het ook wel weer interessant om Arusha ’s avonds te zien. In ieder geval dus een belevenis!

Kamergenootje

Nog leuk nieuws: ik heb er voor een komende twee maanden een kamergenootje bij! Janne is hier om stage te lopen in het laboratorium in het Tengeru ziekenhuis, als onderdeel van haar studie Life Sciences in Eindhoven. Ze blijft hier zes maanden, echt heel stoer! Ik was heel blij om weer iemand in mijn kamer te hebben, want het was behoorlijk stil na Annetes vertrek.

De komende week wordt dus best wel druk voor mij, maar ik heb er heel veel zin in. Ik overweeg om naast yoga ergens anders ook salsalessen, ik was helemaal enthousiast nadat ik die mensen vanmiddag zag dansen. En vrijdag is Janne jarig, dus dat gaan we natuurlijk vieren!

Kwa heri

Anna

Hoe gaat dat hier? Liefde en relaties

In bijna alle aspecten van het (dagelijks) leven verschillen Tanzania en Nederland als dag en nacht. Een wonderschoon voorbeeld daarvan is de manier waarop hier tegen liefde en relaties wordt aangekeken. Woensdag had ik hierover een fascinerend gesprek met Eunice, een van de vrouwen in ons huis, en Jackie, de achttienjarige dochter van mama, wat me de dagen daarna nog flink bezig hield. Het begon ermee dat Eunice, een knappe vrij van begin dertig, geen vriend had, wat hier vrij uitzonderlijk is. Ze vertelde dat ze nog op de ware wachtte - tot zover niks bijzonders. Toen ik zei dat ik nog nooit een vriend had gehad, en dat ik ook op de ware wachtte, keek ze me aan alsof ze water zag branden. Hoezo ik geen vriend?! Ik probeerde uit te leggen dat we in Nederland wat losser zijn qua relaties, dat we ook wel dingen proberen buiten relaties om, maar ze bleef afkeurend haar hoofd schudden. Dus vroeg ik haar hoe het dan met haar. Een van de dingen die ze uitlegde, was dat een vrouw in het begin van een relatie niet tegen een man mag zeggen dat ze verliefd op hem is of dat ze van hem houdt. Ze mag dat wel op ‘andere manieren’ duidelijk maken (welke manieren, daar ging ze niet op in) maar als ze zoiets zou zeggen, zouden mannen denken dat ze een prostituee is,

Nog aan het bijkomen van dit bizarre gegeven, raakte ik verzeild in een vergelijkbaar gesprek met Jackie, de dochter van Mama. Ook zij was verbaasd dat ik geen vriendje had, vooral omdat ze er zelf maar liefst drie had. Ja echt, drie. Toen ik vroeg waarom, zei ze heel oprecht: “Ik moet toch weten of ik de goede kies voordat ik er met een trouw?” Toen ik voorzichtig voorstelde dat je de een ook na de ander kon uitproberen, in plaats van tegelijk, keek ze me vreemd aan. Waarom zou je dat doen, dat kost toch alleen maar tijd? Ongelovig vroeg ik of haar vriendjes dan ook meerdere vriendinnetjes hadden. “Maar natuurlijk.” Of ze dat dan niet erg vond, of ze dan niet jaloers was? Toen bleek dat, zoals dat hier zoveel gebeurt, dit soort dingen niet uitgesproken worden. Iedereen weet het van elkaar, maar niemand zegt het hardop. En het is een land van tegenstrijdigheden: volgens de Bijbel monogaam zijn, maar het is wel algemeen geaccepteerd om voor het trouwen meerdere partners tegelijk te hebben. Ook zouden ze volgens de Bijbel pas seks na het huwelijk mogen hebben. Toen ik hier voorzichtig naar vroeg, keek Jackie me schalks aan en zei: “Je weet toch hoe tieners zijn?” Kortom: anders dus, maar toch ook weer niet zo anders.

Deze reis is mede mogelijk gemaakt door:

Travel Active